Het plezier hikt in haar stem:
een lach die over de rand spiedt
naar de glinsterende ironie
van zijn smekend medelijden
‘met een dartel mannenhart
dat slechts in je tuin wil spelen’
Ze steekt haar arm uit en zegt ferm:
‘Nee, je kent de grens niet.’
Hij neemt haar twee passen mee:
‘Jawel, ik zal buitelen, dansen
en daarna uithijgen in je gras.’
Ze kijkt hem een ogenblik aan:
‘En wat, liefste, is de grens?’
Hij buigt haar naar achteren:
‘De avond die me meeneemt
en gebogen sprieten achterlaat.’
Ze zwenken van links naar rechts
gadegeslagen door hoge ramen